EEN PELGRIMSTOCHT NAAR DE TOEKOMST; lezing door Christa Anbeek:

Op 26 november 2014 luisterde ik naar een lezing van Christa Anbeek, maakte  aantekeningen en werkte het verder uit:

Christa Anbeek is geboren in 1961. Ze is Remonstrants theologe, schrijfster en bijzonder hoogleraar bij het Remonstrants Seminarie en ze is universitair hoofddocent Existentiële en Levensbeschouwelijke Reflectievaardigheden aan de Universiteit voor Humanistiek.

De lezing gaat over kwetsbaarheid en vergankelijkheid. Hoe denken we over onze toekomst? Hoe geven we zin aan het verglijden van de tijd en de eindigheid van ons bestaan?

De dood is de rode draad in het leven van Christa en over die ervaringen heeft ze boeken geschreven. Als predikante houdt ze zich bezig met geloven en religie, is ze geïnteresseerd in filosofie en vindt ze dat elk mens en elk leven uniek is. In haar werk gaat het om het onderlinge gesprek en ook nu vindt ze het belangrijk dat de luisteraars gelegenheid krijgen om vragen te stellen.
Kwetsbaarheid en vergankelijkheid. In dit verband verwijst ze naar de filosofen Martin Heidegger (1889-1976) en Hannah Arendt (1906-1975), geliefden en vrienden van elkaar. Daar waar Heidegger spreekt over zelfbewustzijn, over het aanvaarden van onze dood die eens komt en de noodzaak te leven in het bewustzijn van de dood (‘Sein-zum-Tode’), bedacht Arendt de term geboortelijkheid/nataliteit, namelijk dat wij als mensen ons leven kunnen veranderen en steeds weer opnieuw kunnen beginnen.

Tegenwoordig leven we erop los alsof het leven oneindig is, alsof de dood niet bestaat. Onze sterfelijkheid is niet iets waar we het graag over hebben maar als je de dood in de ogen kijkt  zie je hoe kostbaar het leven is. Wees je bewust van elke keuze die je maakt en ga zorgvuldig om met elk moment. Wij worden geboren en we sterven maar niet de dood is het meest bijzondere moment, het gaat om het geboren worden. Elke geboorte is uniek: deze mens die geboren wordt is er nooit eerder geweest en zal er ook nooit meer zijn.

Alhoewel wij allen een uniek leven leiden, lijken we veel op elkaar. We moeten daarom elkaar leren kennen. De kunst van het leven is om met woorden en daden steeds opnieuw geboren te worden, niet in je eentje maar in contact met de ander, in het verschijnen aan elkaar, het samen bezig zijn, daar gebeurt iets wezenlijks. Het intermenselijk contact maakt ons wie we zijn.

Het gaat om de verschillende levenswijsheden die ieder vergaart door eigen ervaringen, door schade en schande wijzer geworden. Soms maakt een mens weliswaar veel mee maar leert er niet van. Wijsheid komt niet vanzelf, het vraagt om bewustwording van alle ervaringen en wat zij in je leven teweeg hebben gebracht.
Bijvoorbeeld kwetsbaarheid. Sta stil bij het durven voelen waar je niet alles onder controle had, daar waar je niet wist wat te doen, waar je dromen niet uitkwamen, waar je te maken kreeg met ziekte, dood en verlies.
Een bewuste houding: durf te kijken naar het breekbare, het kwetsbare, het mysterie, het wonderlijke wat zich voordoet.

Christa: De rode draad in mijn werk is een zoektocht naar ervaringen, het zoeken naar zin en betekenis van leven en dood. Wat is dit voor bestaan, wat is toeval, is er een diepere zin. Daar hield ik mij al op jongere leeftijd mee bezig. Tegenwoordig is het niet alleen meer een zoektocht naar die ervaringen maar wordt er iets zichtbaar binnen de pijn van die ervaringen. Iets dat niet zichtbaar is wanneer alles in je leven op rolletjes loopt. Bij ziekte worden andere dingen belangrijker voor je dan voordat je ziek werd en je wilt niet meer je tijd verdoen aan onbelangrijke zaken. Dat ‘iets’ wat zich laat zien vraagt om woorden, anders licht het niet op, er gebeurt iets van belang.  En wat is dat belang?

Toen ik vierentwintig jaar was verloor ik mijn vader door een onverwachte zelfdoding, enige tijd later op mijn vijfentwintigste stierf mijn moeder die langdurig ziek was en de dag erna beroofde mijn broer van negenentwintig jaar zich van het leven. Zijn overlijden kwam niet helemaal onverwachts omdat we daar al vaker gesprekken over hadden gehad, maar wel het moment van zijn daad.

Ondanks dat ik niet uit een kerkelijk gezin kwam wilde ik als jong volwassene theologie studeren. Ik was bezig met een proefschrift (Denken over de dood) toen mijn ouders en broer stierven en ik maakte het pas af in 1994. Via de theologie heb ik het christelijk geloof leren kennen en raakte ook geïnteresseerd in boeddhistische filosofie. Ik was een zoekende student en ik was er van overtuigd dat noch de boeddhistische denker, noch de christelijke denker iets te bieden hadden over de dood.
Na het overlijden van drie familieleden waarvan er twee voor de dood hadden gekozen kreeg ik een heel sterk oergevoel dat zei: Ik kies voor het leven. Ik wil een kind.
In die tijd had ik geen vaste relatie en evenmin een huis.

Toch kreeg ik binnen een kortdurende relatie een dochter en ik ging werken en wonen in een internationaal boeddhistisch centrum, al met al ben ik daar acht jaar betrokken geweest. Ik kreeg vooral intellectuele antwoorden over de dood en daarom volgde ik het advies op om te gaan mediteren. Het boeddhisme erkent de vergankelijkheid van het leven en bepaalde boeddhistische teksten gaven mij troost. Teksten over verlies, door vrouwen geschreven, met ‘antwoorden’ van de Boeddha. Het langdurige en in stilte binnenshuis mediteren maakte mij wel rustiger maar juist in de rust ging ik de pijn voelen van het gemis van mijn familie. Dat was tegenstrijdig aan een ander gevoel, namelijk dat ik met mijn kind naar buiten wilde en blij wilde zijn.
Ik heb ook gewerkt als geestelijk verzorger in de psychiatrie. Daar kwam ik veel lijden tegen en vroeg mij af: waar vinden mensen houvast in hun leven en waar halen ze de kracht vandaan om door te leven? De mensen die opgenomen waren in de psychiatrie lieten mij steeds weer zien dat het mogelijk was. Later kreeg ik een baan bij de Universiteit voor Humanistiek en kreeg meer rust in mijn leven en verdween het zoeken naar antwoorden.

Totdat mijn vriend onverwachts aan een hartstilstand overleed tijdens een bergbeklimming en opnieuw de zoektocht begon. Ik schreef toen mijn eerste boek ‘Overlevingskunst. Leven met de dood van een dierbare’ als brief naar mijn dochter Roos en in gesprek met mezelf. Het waren mijn unieke ervaringen maar tevens waardevol voor anderen. Iedereen heeft ervaringen van verlies, niet alleen via de dood maar ook het verlies van een baan, van gezondheid, dromen. De dood van de ander slaat een gat in je eigen bestaan en maakt dat je kijkt naar je eigen dood en dan pas gaan we leven. We doen er goed aan om in gesprek te gaan over de dood en hoe we verder kunnen leven ondanks de verliezen die we lijden.
Dat kan op vier niveaus, namelijk:

1. Het eerste gesprek voer je met jezelf. Dat kan vanuit een negatief uitgangspunt: hoe je iets niet meer wilt maar het kan ook vanuit het positieve zijn: het verlangen naar de volheid van het leven. Pas na het eerste gesprek met jezelf kan je het gesprek met de ander hebben.
2. Het tweede gesprek is met elkaar, zoals ik met Ada heb gedaan in ons boek ‘De berg van de ziel. Persoonlijk essay over de kwetsbaarheid van leven’.
Ada de Jong verloor haar man en drie kinderen tijdens een bergbeklimmingstocht. Toen Ada haar familie verloor, zei ze: ’Ik ben er ook niet meer.’ Ada las mijn boek ‘Overlevingstocht’ en vertelde me haar verhaal. De zoektocht die vooraf ging aan het boek ‘De berg van de ziel’ was de vraag die we allebei hadden: als zoiets ergs je overkomt, heb je dan een geamputeerd leven? Of kan je een weg zoeken die maakt dat jouw leven toch waardevol wordt. Is er in het leven van gekwetstheid en breuken iets waardevols te vinden.

De kwetsbaarheid en het fragiele van het bestaan laten ons dingen zien die we anders niet zouden zien. Tegenwoordig lijkt het succesvolle van het leven van belang, de maakbaarheidsgedachte en de controle gedachte is dominant geworden. ‘Gelukt zijn’ is het verhaal dat we graag vertellen. Wat ons tussen de vingers door glipt wordt naar de zijkant geschoven en is niet populair. Laten we in gesprek gaan met elkaar en onze ervaringen verzamelen en delen en bespreken. Laten we eruit halen wat het lijden ons laat zien en ons geeft. Laat het lijden ons iets zien wat van belang is? Zou je iets kunnen leren van het lijden? Raken we iets kwijt als we ons lijden als ongemak wegduwen in ons eigen leven en in onze samenleving? Een voorwaarde om onszelf, onze kwetsbaarheid, aan elkaar te laten zien is veiligheid en betrokkenheid. Eenzelfde soort ervaringen en kennis van verlies. We moeten durven, moed tonen naar elkaar. Het is niet altijd makkelijk om met elkaar in gesprek te gaan maar daar kunnen we de ruimtes in een kerk voor gebruiken of in een buurthuis of andere plekken waar mensen samen komen.
3. Het derde gesprek is via levensbeschouwelijke tradities. De vragen die wij vandaag hebben bestaan al sinds de mensheid en overal ter wereld zijn vindplaatsen waar mensen door de eeuwen heen ervaringen en wijsheden hebben verzameld en opgeschreven. Denkers/filosofen en theologen kunnen ons helpen en hebben ons iets te zeggen. We kunnen van ze leren maar wees kritisch op hun antwoorden.
4. Het vierde gesprek is in de publieke ruimte, met de maatschappij. Samen verzamelen we ervaringen van kwetsbaarheid en brengen deze in het publieke debat en laten daarmee zien dat het leven niet echt maakbaar is en ook niet waardeloos als je geen ‘succes’ hebt.

Vragen en opmerkingen vanuit de luisteraars:
– Het vierde gesprek met de samenleving komt moeilijk op gang. Hoe komt dat, hebben wij te snel een oordeel?
Christa: Ja, zelfs tussen twee mensen gebeurt dat al, we hebben de neiging snel een mening klaar te hebben, te oordelen en we zijn ook geneigd om te helpen. Maar het gaat om het luisteren. Het gaat om het niets doen, daar is moed voor nodig. Het luisteren vraagt niet om woorden en niet om daden. Het luisteren is de stilte toelaten en in die energie gebeurt van alles.
– Je kunt ook een gesprek in de natuur hebben. Alleen of samen.
Christa: Ja, in gesprek met jezelf is in contact zijn met jezelf en soms kan de natuur je daarbij helpen. Kwetsbaarheid gaat over alle levende wezens, mensen, dieren en planten, de aarde. Je kunt dit alleen of samen beleven. Het gesprek moeten we niet louter verbaal voeren. Alle zintuigen zijn belangrijk. Kunst kan erbij horen, muziek of bewegen. Dit zou je kunnen vertalen in een Drievuldigheid of Triniteit, de Heilige Drie-eenheid. Niet alleen als duo in gesprek maar dat er ter begeleiding een derde iets aanwezig is. Het blijft belangrijk om te verschijnen aan elkaar en de ervaringen te delen. Want als we alleen zijn is het de vraag of we objectief zijn, of we het vertekend zien. Hoe kijken we naar onszelf, hoe kunnen we opnieuw geboren worden.
– Waarom schreef je het boek ‘Overlevingskunst’?
Christa: Ik heb verteld over het overlijden van mijn ouders en mijn broer. Door mijn zoekende houding ging ik theologie studeren. Intellectueel was ik met mijn proefschrift bezig, met als motor mijn eigen vragen en zoektocht. Tijdens mijn zoektocht zag ik mensen worstelen met hun vragen die geen antwoorden vonden in de theologie of filosofie. Ik ging te rade bij filosofen die het hebben over levenskunst. Alhoewel filosofen wel de eindigheid erkennen van het leven, zijn er een aantal die de nadruk leggen op je eigen keuze hoe we omgaan met verlies, een nadruk op autonomie, op snel herstel zodat je weer de vrijheid hebt om te kiezen wat je wilt gaan doen. Soms geven ze allerlei praktische adviezen over hele basale zaken zoals het belang van goede voeding en rust. Hiertegenover staat mijn visie dat we namelijk verbonden zijn met elkaar, we leven niet op een eilandje, niet autonoom, juist in rouw en verlies hebben we elkaar nodig, kunnen we iets voor elkaar betekenen. Omdat ik geen bevredigende antwoorden vond, ben ik zelf gaan zoeken en schrijven en dan niet alleen over mijn eigen ervaringen maar ook die van anderen. Het schrijven daarover is moeilijk. Ik heb dit boek opgedragen aan mijn ouders en broer.
– Hoe vond jij houvast en kracht?
Christa: Ik vond die kracht niet in het schrijven maar door mijn ervaringen met anderen te delen, ik stelde mij kwetsbaar op en kwam daar mee naar buiten. Dit heeft mij geholpen en sterker gemaakt. Mezelf durven laten zien. Na het overlijden van mijn vriend kon ik niets meer, ik was zwak en uitgeput. Ik kon wel lopen in de natuur en kon ontvangen wat het leven me daar gaf.
Als predikant geloof ik dat onze geloofsgemeenschap een plek aan mensen kan bieden, het is bevrijdend en bemoedigend om elkaars kwetsbaarheid de ruimte te geven. Kwetsbaarheid zet ons in onze onmacht, daarom vinden we het moeilijk om naar andermans ellende te kijken. Het is een confrontatie met onze eigen kwetsbaarheid en eindigheid. Het is makkelijker om de maakbaarheid en de successen toe te juichen. Ons toekomstperspectief zegt iets over ons verlangen te kijken naar hoe ons leven bedoeld is en het vertrouwen dat het zin heeft om dit verlangen en hoop te zoeken. Dat geeft zin aan ons leven, zelfs als het leven op zichzelf geen zin zou hebben. Problemen kunnen bijdragen aan groei. Het leven kent narigheid genoeg, je hoeft het niet op te zoeken door nare verhalen te lezen of tv te kijken. Maar die boeken en films kunnen je wel laten zien dat je je kunt blijven ontwikkelen in moeilijke situaties en dat stemt hoopvol. De herkenning van wat je zelf meemaakt kan fijn zijn als je het terugziet in de beelden en de woorden van de ander.

En met deze woorden eindig ik het verslag over de ontmoeting met een bijzondere vrouw. Met dank aan Christa Anbeek.

 

Dit bericht werd geplaatst in Klankschaal op door .

Over Leidse Leeuw

Beste lezer, je bent welkom om te reageren op de stukjes van de Leidse leeuw via: leidseleeuw@outlook.com Ik vind het fijn als ik mijn ervaringen om kan zetten in een creatieve uiting. Ervaringen van dankbaarheid en geluk en ook die van verdriet. Ik hou ervan om mooie momenten vast te leggen, als herinnering voor mezelf en om ze te delen met jou. Laat me weten wat jou aanspreekt en welke vragen jij jezelf stelt. Dank je wel.'