In het land van Nowhere, op een plek waar geen mens ooit kwam, leefde eens
een prachtige sterke boom, breeduit geworteld in vruchtbare grond. Zijn takken
met frisgroene glinsterende blaadjes bogen sierlijk in de wind.
Vlak bij de boom stonden hartsterrenstruikjes. Elegante takken
droegen hartsterrenbloemen. Een zachtgeurend rood hartje te midden
van gele sterren met een gouden flonkering. De struiken hoorden bij
de boom en zij gedijden goed in elkaars aanwezigheid.
Op deze plek kreeg het struikje de schaduw, het licht en het
hemelwater wat zij nodig had om te groeien.
Op een ernstig bewolkte dag kwamen er mensen van heel ver weg op bezoek
in het land van Nowhere.
Zij keken vol ontzag naar de boom. Ze bewonderden
de bloemen van de hartsterrenstruik en roken haar geur. Wat een zonde
dat de boom en de struik alleen in dit land groeiden en niet waar zij vandaan
kwamen. De mensen zouden genieten van de schaduw van de boom en de
vogels zouden er een broedplaats in kunnen vinden.
Ze gunden zichzelf ook de pracht en de geur van de struik.
De mensen namen een besluit en groeven de wortels van de boom uit en
kapten ze. Ze groeven de wortels van de struik uit. Wat bleef waren diepe
kuilen in de grond. Ze pakten de boom en de struik en brachten ze ver over
berg en dal, over land en oceaan naar het park Far Away.
Aan de rand van het park klieven ze de wortels van de hartsterrenstruik
en verdeelden de stekken in de grond. In het midden van het park groeven
ze een diep gat en zetten de boom met de wortels in de aarde.
Als de boom goed om zich heen keek zag hij heel in de verte stukjes
hartsterrenstruik.
Allerlei vogels in het park zochten beschutting in de boom. Het onophoudelijk
gekwetter overstemde het zachte fluisteren van de takken en de boom hoorde
zijn hart niet meer kloppen.
Kinderen klommen in de takken en kerfden met een mes hun naam in de
schors. Papier en etenswaren werden achtergelaten bij de boom en door deze
laag rommel kon het licht en het hemelwater nauwelijks bij de wortels komen.
Verderop bewonderden de kinderen de hartsterrenstruik.
De bloemen waren zo mooi en schitterden zo stralend dat de kinderen ze plukten
en de takjes afsneden.
Iedereen was het erover eens: het was goed dat de boom en de struik waren
weggehaald uit het land van Nowhere want daar kon niemand ervan genieten.
Een zinloos bestaan.
Zomaar een beetje voor zichzelf leven, dat kon toch niet. Hier in het park kregen ze
eindelijk een bedoeling, vonden de mensen.
Na een tijdje werden de takken van de boom zwaar door alle vogels die erin nestelden.
De takken raakten in de war van de nesten en de boom werd moe van het constante
gekwetter. Zijn hartslag voelde hij niet meer. De wortels waren te kort en hij stond
niet stevig in de aarde. De stam van de boom was kaal omdat de
mensen er tegenaan leunden, tegen de schors trapten en het vol namen hadden gekrast.
De boom treurde om de hartsterrenstruik en miste haar blijheid en kracht.
De boom was zo verdrietig dat hij de brandhoutziekte kreeg. Zijn bladeren werden dof
en vielen op de grond. Zijn takken braken af.
De deeltjes van de hartsterrenstruik waren nu kaalgeplukt en droegen geen enkele
bloem meer. Afgescheurde takjes deden zeer. Ze stond los in de aarde door het
getrek van de kinderen. De struikjes kregen teveel zon en regen en misten de
bescherming van de boom. De struikjes treurden en werden ziek. Tranendauw.
Hun tranen sijpelden door de aarde de wortels in.
Op een nacht tijdens hevig onweer trof een bliksemschicht de boom en met luid gekreun viel hij ter aarde. Het stortregende en de struikjes dreven in tranen en druppels.
De volgende dag kwamen de mensen kijken naar de gevelde boom en de teneergeslagen
struikjes. Ze zeiden boos: ‘Zo hebben we niets meer aan de boom en de struik. Weg ermee!’
Ze pakten een bijl, hakten de boom aan stukken en gooiden het hout in de kachel.
Ze grepen de struik bij haar vel en knepen haar uit.
Opeens dwarrelden er honderden zaden van de boom en de struik de lucht in.
De mensen keken naar wolken van zaden die de vlucht namen en steeds hoger zweefden. De zaadjes vlogen over land en oceaan, over berg en dal, verder en verder.
Na lange tijd bereikten de zaden het land van Nowhere. Daar eindigde de vlucht en
zachtjes landden ze op de grond en nestelden zich in kuiltjes bij elkaar.
Er kwam licht en water.
De zaden ontkiemden en staken hun groei boven de grond uit.
De boom groeide sterk en breed met sierlijke takken die meebogen op de hartslag
van de boom, zacht fluisterend in de wind. Frisgroene blaadjes glinsterden.
In de halfschaduw van de boom groeiden hartsterrenstruikjes met bloemen van
gele sterren en een rood hartje. Gouden stralen flonkerden en de lucht was zoet.
Ver weg van de mensen wiegden de boom en de hartsterrenstruik in alle rust.
Zij hadden de mensen niet nodig en hoefden hun nut niet te bewijzen. Zij mochten
hun eigen boom en eigen struik zijn. Want dat was de bedoeling. Gewoon er zijn.
En ze leefden nog lang in het land van Nowhere.
13-8-2014. Een klein verhaaltje. Mag ik van niet-nut zijn. Gewoon er zijn.