‘Raar maar waar’ is het thema van de kinderboekenweek 2015 die van 7-18 oktober
duurt en waarin je het boek ‘Per ongelukt’ cadeau krijgt als je voor tien euro aan
kinderboeken koopt. En voor vijf euro is er ‘Speeltuin’, een prentenboek van Mies van Hout . Voor mij als grootmoeder een uitgelezen kans om te neuzen in de wereld van de
kinderboeken anno 2015 en om een begin te maken met een bibliotheekje voor Jaydee,
mijn kleindochter van vijftien maanden.
Na uren genieten van illustraties en verhaaltjes in een aantal boekwinkels kies ik,
naast het Speeltuin prentenboek, voor een groot speelalbum van Olivier Dunrea over het
eendje Gonnie en vriendjes. Ik bezwijk voor ‘Mijn eerste Van Dale’, een themaboekje met
versjes en tekeningen. Voor de nieuwste Dikke Van Dale is ze heus nog te jong.
Het prentenboekje van Mies van Hout die allerschattigst bekende kinderliedjes tekent
steelt mijn hart. Er hoort een cd bij met kinderliedjes.
Ik geloof stellig dat Jaydee graag voorgelezen wordt en met oma rondhupst op muziek.
Laatst nog op de meeslepende melodie van Doe Maar toen ik haar vertelde dat ik rond mijn twintigste naar een concert van Doe Maar geweest was. Zij leek niet onder de indruk.
Uiteindelijk loop ik voldaan naar huis met zeven boekjes want met de vier boekjes voor Jaydee heb ik recht op het Boekenweekgeschenk en voor neefje Max van acht maanden heb ik het avonturenprentenboekje ‘Ga je mee op reis’ gekozen, dit vanwege zijn reislustige ouders. Ik krijg er nog een ‘per ongelukt’ bij cadeau. Wat een weelde!
Kinderboeken heb ik in overvloed. Toen mijn zoon jong was deed ik mee met de
Kinderboekenweek maar kocht vaker verhalen dan prentenboeken omdat ik die duur vond
en de bibliotheek een enorme collectie bood. Cd’s bestonden nog niet, ik zong de kinderliedjes in op cassettebandjes. De bandjes en boeken bewaar ik voor hem maar ik vermoed dat hij ze niet wil. Ik heb hem heel lang voorgelezen en dat vond hij fijn maar hij zal niet snel een leesboek pakken.
Ik heb ook in bewaring een paar kinderboeken van mijn moeder waar ze als kind zelf de plaatjes in moest plakken; uitgegeven door Margriet Weekblad voor moeder en kind: Bambi, Pinocchio, Sneeuwwitje, Peter Pan. En het plakboek Het Toverkruid door Marten Toonder Studio’s, een uitgave van een stoomkoffiebranderij en theehandel met plaatjes uit pakjes
goudboonkoffie en goudbladthee.
LEZERS
Mijn ouders waren voor mijn jongere broer en mij een belangrijk leesvoorbeeld.
Ik kan mezelf in plaats van de Leidse Leeuw ook de LeesLeeuw noemen met een vader
geboren op 4 augustus en een moeder op 5 augustus maakt van mijn geboorte op
9 augustus ook een leesleeuw.
De Leesleeuw is tevens de naam van het Kinderboekenabonnement wat op de
basisschool aangeboden wordt.
Ik kan me niet herinneren dat er namen van grote Literaire Meesterwerken in de kast stonden maar we waren in het bezit van én gebruikten de vijftiendelige bruinleren Oosthoek encyclopedie en we waren lid van boekenclubs.
Ik kreeg in 1974 de Lannoo Jeugdencyclopedie, die overigens nog steeds bestaat en ik las graag in woordenboeken en zocht onbekende woorden op die ik noteerde in een schrift.
Dat doe ik nog steeds.
Mijn ouders lazen alles van Konsalik, hadden de hele serie van Agathie Cristie en ik las mee.
Een deel van de boeken die mijn moeder als volwassene kocht hebben een plek in mijn
boekenkast, sommige stukgelezen zoals de trilogie van Mary Bryant door Anthony van Kampen en de serie van Catharine Cookson en een reeks over onsterfelijke vrouwen door de eeuwen heen.
Mag allemaal nooit meer weg.
Daar waar in deze fase van mijn leven onthechting een rol speelt, blijf ik plezierig gehecht
aan mijn boeken.
Als voorwerp en als herinnering aan tijden waar ik geen afstand van wil doen. Deze boeken blijven bij mij tot mijn dood. Daarna mogen ze naar wie ze graag wil hebben of
als zwerfboek gebruikt worden. Zie de zwerfboekendag (Margje, 2012) op 13 januari, 13 april,
13 juli en 13 oktober.
NOG MEER KINDERBOEKEN
Terug naar mijn kindertijd. Toen ik zes jaar werd en we binnen Amsterdam voor de derde keer een woning betrokken, nu naar de Bestevaerstraat 49 (oud West), werd ik lid van de bibliotheek bij de Wiegbrug, waar de Admiraal de Ruyterweg overgaat in De Clerqstraat.
Ik las er Pinkeltje van Dick Laan (1939), Daantje van Leonard Roggeveen, Bruintje Beer.
Aan de overkant van de bibliotheek woonde een jonge man wiens huis vol stond met strips
en zijn collectie als een heuse particuliere bibliotheekhouder uitleende. Daar haalden we de Flintstones en aanverwanten, Sjors en Sjimmie, Suske en Wiske, Lucky Luke, Billie Turf
en zijn minder leuke zus Bessie.
Als kind kreeg ik de Tina, de Tina-club en paardtijdschriften waar ik de plaatjes uitknipte en in de muur van mijn slaapkamer prikte. Gek op poezen en paarden. Van mijn broertje las ik de Donald Duck. Sinterklaas bracht jaarlijks het Winterboek en van mijn ouders kreeg ik het Vakantieboek van de Margriet, urenlang lees en knutselplezier.
Dik Trom (1891), Afkes Tiental en de hut van oom Tom bekoorden mij niet erg.
Maar ik hield van Irmgard Smits die acht jaar ouder was dan ik en op haar twaalfde debuteerde met boekjes over haar belevenissen als TBC patiënte in een sanatorium.
Ik vond dat zo knap want de stukken die ik schreef kwamen niet verder dan de schoolkrant. Alle boeken van Cissy van Marxveldt verslond ik en ik beschouwde Joop ter Heul als een vriendin. Verzot op De Vijf van Enid Blyton evenals haar Pitty kostschoolserie.
Andere reeksen die ik graag las waren Hilde de Graaf en Polly Parker. Net als de omnibus van Louise Alcott. Top Naeff met Schoolidyllen (1900). Later de pockets van Leni Saris.
Vrijwel al deze boeken staan bij mij op de plank, meegesleept door twintig verhuizingen heen.
Twee lievelingsverhalen: ‘Alleen op een eiland’ door Scott O’Dell, een verhaal gebaseerd op de geschiedenis van een meisje die van 1835- 1853 alleen op een eiland woonde met wilde honden als vijand en als vriend. Zij werd ‘De Verloren Vrouw van San Nicolas’ genoemd.
Het tweede favoriete boek is een Terriër jeugdpocket uit 1958 ‘De Goudschat’ over een veertienjarige jongen die in 1875 avonturen beleeft.
En ik heb een heel oud vergeeld 500 pagina’s boek van de Grimm sprookjes met enorm
griezelige tekeningen van Anton Pieck uit 1940. Die durf ik nog steeds niet te lezen.
SCHOOL- EN VAKANTIE LEZEN
Toen we verhuisden naar de Bestevaerstraat ging ik naar de eerste klas van de openbare Van Rijnschool, op de hoek Bestevaerstraat en de Jan van Galenstraat. Maar omdat mijn ouders het geen goede school vonden zat ik vanaf klas twee op de christelijke Admiraal de Ruyterschool.
Daar luisterde ik met plezier naar de meesters en juffen die voorlazen uit Snuf de hond en die bijbelse verhalen vertelden.
Thuis anti religieus opgevoed boeide het geloof mij hevig en ik was haast jaloers op mijn hartsvriendin Heleen die thuis van De Heer waren en voor het eten baden. Ik nam christelijk deel aan haar tochten om met zendingsbusjes geld in te zamelen voor zielige kindertjes. Geen idee wie dat waren en waar je ze kon vinden. Soms kwamen we thuis met alleen een paar pepermuntjes, na uren lopen en wachten op een centje. Minder christelijk was dat we het soms in onze broek deden van de slappe lach maar ik geloof dat onze lieve Heer ons dat wel vergaf. Meisjes van tien jaar hebben weinig aanleiding nodig om het uit te gieren.
Toen ik in 1974 de lagere school verliet om naar de interkerkelijke Meisjes MAVO te gaan,
de Van Loonschool aan de Ruysdaelstraat, was dat met de bijbel in de hand en dat cadeau van school blijft mij dierbaar.
Mijn ouders vonden de straat niet zo geschikt om te spelen en kochten een kleine caravan met een voortent en een jaar later kwam er een luxe sta caravan met twee slaapkamers, een grote keuken en zelfs een toilet en we kampeerden tijdens vakanties op camping ‘t Ravenest in Putten.
Daar hadden mijn broertje en ik alle vrijheid om in de bossen en op de hei te ravotten en hutten te bouwen.
Maar ook op de camping was ik liever leesgek en verslond de stapel die mijn moeder voor
zichzelf meenam aan kasteel/doktersromannetjes, Mijn Geheim, de Mammies en dokter Kildare. Ik denk dat die romannetjes verder gingen dan de sfeer van ‘Vijftig tinten grijs’, in elk geval voor mij als tiener.
Van mijn vader las ik Jerry Cotton. Hij zag het hoofdschuddend aan en zei: “Jij verleest je
verstand nog eens”. Hij heeft gelijk gekregen.
Ik vermoed dat ik eerder zal kiezen om te sterven aan hongersnood dan aan een tekort aan leesvoer.
RIJKDOM VAN BOEKEN
Boeken genoeg in huis voor mijn lieve kleindochter, naast de boeken die ze krijgt van haar ouders. Met een mini bibliotheek hoop ik haar belangstelling te wekken voor de schoonheid en de troost van mooie boeken.
Dat geldt voor de rijkdom van de taal maar ook de beeldende kunst van illustraties en vormgeving. Boeken helpen bij je vorming als mens, bij bildung, stimuleren je taalontwikkeling, vergroten je woordenschat en daarmee je vermogen tot uitdrukken, expressie in alle vormen, je verbeelding kunnen uitleven.
Het kunnen dwalen in verhalen en levens. Misschien zelfs wel haar eigen verhalen.
Want lezen en schrijven gaan vaak samen is mijn ervaring. Ik hoop mijn liefde voor studeren
door te kunnen geven evenals het plezier van kennis vergaren. Wat iets anders is dan door
het leven verkregen wijsheid maar lezen en schrijven hebben daar een aandeel in.
De boekdrukkunst is in mijn visie een belangrijke basis voor onze beschaving geweest.
Niet de minste opdracht die ik mezelf stel naar ukje toe maar wel een hele fijne.
Als Jaydee weinig belangstelling heeft voor het lezen van boeken, dan is dat zo.
Het is een uitnodiging, geen dwang in het zogenaamde belang.
Lezen en leren voor je bestwil, daar moeten we mee oppassen. Hoe vaak is er niet een
discrepantie tussen wat ouders verstaan onder goede bedoelingen en hoe dit uiteindelijk
ervaren wordt door het kind zelf. Ik weet er alles van.
Vele kinderen gaan gebukt onder de last van verwachtingen en goede bedoelingen van ouders.
Bijvoorbeeld Otto van Eck die leefde van 1780-1798 en op tienjarige leeftijd met een dagboek
begon, er dagelijks in schreef, zes-en-een-half jaar lang. Hij moest heel veel boeken lezen van zijn ouders en daarover schrijven en dat was hem zeker geen genoegen.
De arme jongen had liever buiten gespeeld. Hij stierf op zijn zeventiende aan TBC en liet met zijn dagboek het meest omvangrijke egodocument van een kind na wat ooit gevonden
is in Europa.
Dus als mijn kleindochter liever andere dingen doet dan lezen is dat prima en kan ik de boeken beschikbaar stellen aan een kinderzwerfboekenstation. Wat een mooi initiatief!
(Overigens is er een prachtige tv serie en boek van Wim Kayzer, genaamd ‘Van de schoonheid en de troost’. Hij interviewt tientallen mensen met de vraag: Wat maakt dit leven de moeite waard).
RAAR MAAR WAAR
Een maand geleden was ik op uitnodiging van nichtje Anne in Amsterdam om samen haar verjaardagscadeau aan mij te verzilveren: koffie met lekkers in het kattencafé ‘Kopjes’ in de
Marco Polostraat, een straat in mijn oude buurt. Ontzettend gezellig vond ik het met Anne
en de poezen en nadat we ieder ons weegs gingen wilde ik naar mijn oude school.
Ik wist niet of ik dat deel van mijn verleden aankon maar ik had de moed van het vertrouwen
om het aan te gaan.
Van thuis had ik het bijbeltje mee om de kans op een welkom te vergroten. In 2012 bracht ik
voor het eerst sinds 1974 een bezoek aan school en had toen mijn oude schoolrapport mee
als binnenkomer. Nu wilde ik er wat langer verblijven en foto’s maken.
Ik liep naar de school, belde aan en identificeerde mij als oud-leerlinge van veertig jaar geleden.
Een juf heet mij welkom en verrast mij met het jubileumboekje van school: De bijzondere geschiedenis van een bijzondere school. Opgericht in 1924 bestond de Admiraal de Ruyterschool in 2014 90 jaar. Ik kijk het vluchtig door want het zijn veertig pagina’s over het ontstaan van de school, de straat en de buurt. Geïllustreerd met foto’s en krantenknipsels.
Ik herken ‘mijn’ kleurrijke Surinaamse meester op een klassenfoto en ik zie een hele oude prentbriefkaart van mijn straat in het boekje staan.
Ik mag door de school wandelen en ga een klaslokaal binnen waar een juf les geeft en als
ze hoort dat ik een oud leerlinge ben vertelt ze dat ze al veertig jaar in de school werkt en
nog contact heeft met een aantal onderwijzers van toen. Ik ken haar niet omdat ze in die tijd
bij de kleuters werkte en ik zeven jaar was toen ik op de school kwam.
Juf vraagt of ik een briefje wil schrijven aan de ‘oude meesters’ en zegt toe de brief te bezorgen.
En dan zit ik zomaar te midden van de bedrijvigheid van het lesuur te schrijven aan mijn vroegere meesters en haal herinneringen op. Ik voel me opgetogen door de ontmoeting en bedank de juf.
De school voelt vertrouwd maar ook neutraal. Geen demonen. Ik loop de versleten treden
op en af, maak foto’s. Dan sta ik stil en voel.
In het hier en nu sta ik stil bij het verleden en realiseer me dat ik opnieuw een stap heb gezet om angst en pijn van vroeger aan te kijken, te verwerken en los te laten. Heling. Raar maar waar.
Hoe bijzonder is het dat ik in de Bestevaerstraat sta met in de ene hand mijn schoolbijbel
van veertig jaar geleden en in de andere hand het jubileumboekje van negentig jaar school.
Er staat een zwerfboekenkast buiten. Als ik later mijn boeken doneer aan deze kast komen ze weer terug naar waar ze vandaan kwamen. Raar maar waar.
TOEN EN NU
Thuis zoek ik via de website van Het geheugen van West (Amsterdam) en de beeldbank van
het Stadsarchief Amsterdam naar de prentbriefkaart die in het jubileumboekje van mijn school staat. Het is een foto uit 1920 en geeft een blik op dat deel van de straat waar ik woonde van 1968 tot de herfst van 1975. Een stille straat met een handkar. Links de Admiraal de Ruyterschool en rechts mijn huis, nummer 49. Er staat een vrouw in het portiek. De prent is uitgegeven door Heeck’s boekhandel/bibliotheek.
Ik kijk nauwkeurig en zie dan dat die boekhandel/bibliotheek gesitueerd was op nummer 49.
Een uithangbord waar in sierlijke letters Bibliotheek op staat geschreven. Mijn huis!
Ik voel meteen dat hier mijn leeswortels vandaan komen. Recht door de genetische aanleg heen. Waar maar raar!
Ik voel mij opgewonden door de vondst van de kaart en de plaats van deze bibliotheek en wil
er meer van weten. Speurend in het Jaarboek van de Nederlandse boekgeschiedenis
Jaargang 1 lees ik dat er tijdens het Interbellum (de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog) een strijd gaande was tussen openbare bibliotheken en leesbibliotheken.
Het ging over subsidies, over de opvoedende taak van literatuur, over verheffing van de burgers en de schandelijke invloed van goedkope romans.
In 1935 zegt C.J. Heeck, in de functie van voorzitter van de Algemene Nederlandse Bond van Leesbibliotheekhouders, begrip te hebben voor lezers die romans willen lezen ter ontspanning.
* In verband met auteursrechten parafraseer ik de woorden uit een citaat van meneer Heeck:
Heeck zegt dat hij de neiging van mensen die romans willen lezen begrijpt. Hij erkent dat er
veel mensen zijn die geen interesse hebben in meer dan de algemene grote momenten
van het leven. Hij vindt dat ook die mensen recht hebben op leesgenoegen en dat de
bibliotheken deze mensen van dienst horen te zijn met de aanschaf van romans.
Ik kan me helemaal vinden in de woorden van de heer Heeck.
Op de plek waar in 1920 mensen boeken lazen en kochten, waar foto’s gemaakt
werden en uitgegeven, precies op deze grond kwamen wij zoveel jaren later, in 1968, wonen.
Toen de familie Heeck gestopt was en de drukpersen verdwenen, werd er op die grond, Bestevaerstraat 49, in 1968 een fotolaboratorium ingericht door Agfa- Gevaert, een van origine Duits/Belgisch bedrijf, gespecialiseerd in producten voor amateur en professionele fotografie.
Mijn vader was als jonge knul vervroegd in dienst gegaan en werd opgeleid als luchtfotograaf.
Na zijn diensttijd ging hij aan de slag bij Agfa. Toen hem werd gevraagd om te gaan werken in het fotolaboratorium ging hij akkoord op voorwaarde dat wij als gezin onze intrek konden nemen in de grote woning op twee hoog in hetzelfde pand. Die woning werd op dat moment gekraakt, het waren de tijden van woningnood.
Agfa zorgde dat de krakers verdwenen en wij verhuisden van de zeer krappe woning aan de Reitzstraat naar de Bestevaerstraat 49.
WEEFSEL VAN HET LEVEN
Kinderboeken brachten mij bij mijn kindertijd. Brachten het verleden in het heden en lezend en schrijvend weef ik gebeurtenissen die buiten mij en buiten mijn tijd plaatsvonden aan mijn persoonlijke ervaringen en belevenissen en maak daarmee het stoffelijke zichtbaar van mijn leven.
Uiteindelijk zijn wij door sterrenstof aan elkaar en alles verbonden.
En dat is raar maar waar.
15-17 oktober 2015